Tag Archives: ontwikkelingshulp

Een dak zonder muren

Stéphanie, de Burundese bezielster van het Werelddocentenproject alhier, wilde ons vanmorgen meenemen naar de kerk van Mutara, een deelgemeente van Kirundo. De mis daar is immers bekend om z’n kwaliteitskoor, en haast iedereen van de groep van Leerkrachten Zonder Grenzen wilde het cliché van de vrolijke, levendige en muzikale Afrikaanse eredienst best eens tegen het licht van de realiteit houden.

De kerk van Mutara ligt op een van de statige heuvels, haast bergen, wat ten noorden van Kirundo, en de rit met de 2 jeeps ernaartoe was – zoals een ander cliché het wil – een hobbelige en moeizame bedoening over een zandweg vol oneffenheden.

Vanuit de auto konden we al een blik werpen in de kerk, een statig, naar lokale normen vrij hoog stenen gebouw uit 1927. Die blik verried niet veel goeds: het interieur van de kerk was een puinhoop, en nadere inspectie leerde dat een groot deel van het dak was ingestort. Toch begon er om 10 uur een dienst in een ‘noodkerkje’ vlakbij:een dakconstructie in hout en riet, zonder muren, bedekt met bananenbladeren. Het geroemde koor was daarom afwezig. Achteraf bleek dat de Mutareense kerkgemeenschap zo al een hele tijd de mis viert, het dak had door een combinatie van ouderdom en zware regenval al een jaar geleden de geest gegeven. Het bleek ook dat de dag nadien toevallig eindelijk  de opruimwerkzaamheden in de kerk zelf zouden beginnen. Over het herstel van het dak werd niet eens gesproken.

Toen bleek dat we de dienst toch wilden bijwonen werden er voor ons van tussen het puin snel wat houten stoelen gehaald, de lokale Burundezen gingen gewoontegetrouw op de lage bankjes zitten. We gingen aarzelend het afdak binnen. De vloer bestond uit eenvoudige aangestampte aarde, maar hij was vochtig, haast plakkerig, zoals modder of klei – de afgelopen dagen heeft het immers hevig geregend, iets wat in deze regio in deze periode totaal abnormaal is, en wellicht eens te meer een bewijs van het veranderende klimaat. Op het altaar lag bizar genoeg een megafoon.

Na wat vertraging weerklonk plots een vrij luide pieptoon, gevolgd door wat gekraak, toen de voorganger die megafoon aanzette. Hij sprak in een kleine microfoon die gekoppeld was aan de witte, Westerse geluidshoornuit een of andere kunststof. Daardoor leek het vaak alsof we naar een mis aan het luisteren waren op een oud, versleten radiootje. Het feit dat dedienst in het Kirundi was verhoogde de bevreemding uiteraard extra – met de ogen dicht had het net zo goed een propagendauitzending uit de USSR kunnen zijn, of misschien beter, een aldaar uitgezonden illegale mis, aangezien de woorden ‘Jesu Christu’ en ‘amen’ soms wel te onderscheiden waren.

Die koude, mechanisch en monotone stem werd echter op tijd en stond aangevuld met de enigszins ingehouden warme, zachte samenzang van de kerkgangers. Toen dat voor de eerste keer – onverwacht – gebeurde, ervoer ik iets wat ik, bij gebrek aan betere woorden, toch haast een mystieke emotie zou willen noemen. Er was immers niet enkel die complexe geluidenpracht, maar ook een ongelofelijk visueel decor. Binnen was het door het lage dak en de voorbije regen donker, beklemmend en klammig. Maar terzelfdertijd was het een plek op een groene heuvelrug, met zicht op tal van andere groene heuvelruggen nabij en in de verre, wijdse verte. Een betere, mooiere beschildering voor de niet-bestaande muren was haast niet denkbaar. Een muurschildering vol kleurrijke figuranten ook, want de noodkerk werd omringd door tal van mensen die – oh cliché – later waren toegekomen en bleven toekomen. Mensen in gehavende maar toch veelal kleurrijke kledij, een mengeling van archetypische Afrikaanse stoffen en veel, heel veel, vale, verschenen of ondanks alle beproevingen vrij kleurvaste Westerse t-shirts, hemden en broeken. Duidelijk onze gedumpte overschotten, het soort kledij dat we al zo vaak hebben gezien in de 9 dagen dat we hier zijn.

IMG_0563

De mensen van Mutare bleken immers vooral erg arme boeren te zijn. Het feit dat bij velen onder hen hun zondags pak – iets wat hier nog erg, erg sterk leeft – bestond uit t-shirts met gaten en scheuren en vlekken verried veel. Het prachtige kleed van Stéphanie en de blinkende, schone en gestreken Westerse hemden en broeken van onze chauffeurs vormden er een schril contrast mee, ook met de simpele, hier en daar gescheurde albe van de voorganger en zijn misdienaar. En omdat we bij het vertrek in het hotel nog steeds dachten dat we, zoals de dag daarvoor afgesproken, naar een kerk zouden gaan voor de eerder gegoede Kirundezen stonden ook wij er allemaal in het netste plunje dat in onze reiskoffer stak.

Mijn ervaring is dat mystieke gevoelens veelal complex zijn. Er was alles wat ik hierboven beschreef; en ook de zachte wind die door de niet-bestaande muren woei; het gerammel van een metalen golfplaat die los hing op het dak van een bijgebouw van de gehavende kerk; de occassionele vlinder die voorbij fladderde, zich niet bewust van het gros van z’n omgeving; het gemekker van een kudde schrale, magere geiten vlakbij; getsjirp van insecten; en er was de aandoenlijkheid van de plastieken wimpels waarmee de noodkerk versierd was.

Natuurlijk was dat wat ik ervoer tijdens die eerste, ingetogen samenzang ook een gevolg van alles wat er tot op dat moment, gedurende de afgelopen 9 dagen al was gebeurd. Die 9 dagen begonnen met een afscheid, en tegelijkertijd een ontmoeting, in een hoogtechnologische luchthaven nabij Brussel, en eindigden toen, op het moment van die eerste samenzang, in een primitief boerenkerkje vol ongeletterde zwarte mensen die voor het grootste deel ook allemaal ziek waren. Immers, de lange stukken waarbij de voorganger aan het woord was, prekend in het Kirundi door die Westerse, krakende, aftandse megafoon, die lange stukken werden aangevuld door zacht, onderdrukt gekuch en gehoest, haast ontelbaar vele keren.

Het is hier zomer, om en bij de 30 graden, en de armen zijn hier ziek. Ik kan absoluut niet klagen over het eten dat we in ons hotel krijgen voorgeschoteld, het is echt lekker, maar de eerlijkheid gebiedt me te zeggen dat het qua ingrediënten echt eentonig is. Er is niet altijd voldoende fruit. En het is bij ons niet eens een kwestie van geldgebrek, maar van het aanbod op de lokale markt. Er zijn dagen dat hier in Kirundo geen benzine te krijgen is. En zelfs ons hotel – op een na het beste van de hele provincie – kan geen permante toevoer van elektriciteit garanderen. Vaak is er geen warm water, en af en toe komt er zelfs helemaal geen water uit onze kranen. En als er water uitkomt, is het niet eens veilig om er je tanden mee te poetsen, laat staan te drinken – dat vertelden onze artsen ons thuis wanneer we om een stuk of 4 inentingen gingen, en dat staat te lezen op de website van buitenlandse zaken. Als we beseffen dat we vergeten zijn onze dagelijkse pil tegen malaria te nemen, zijn we even ongerust, maar we beseffen dat we er genoeg bij hebben om een eventuele opstoot te onderdrukken, en we hebben uiteraard nog onze Deet en ons muskietennet.

Die pillen kosten trouwens 4 euro per stuk en zijn te krijgen in elke apotheek op elke Europese straathoek. Een mooi, net hemd kost hier ongeveer 10 euro, en een van onze leerkracht-leerlingen vertelde dat hij met al het geld dat hij een heel jaar lang had kunnen sparen één hemd had kunnen kopen. De intelligente lezer heeft de rekenkundige conclusie al lang getrokken.

Vorige week donderdag vroeg Tharcisse, een lokale leerkracht Engels wiens Engels slechter is dan de leerlingen op mijn school in het 2e middelbaar, of hij een half uurtje vroeger door mocht omdat zijn dochtertje van 4 in het ziekenhuis lag met malaria. Een gemiddelde Rode Kruispost op een Belgisch festival is beter uitgerust dan het ziekenhuis waar z`n dochtertje lag. Als ik gezegd had dat ik vond dat hij toch nog had moeten blijven dat laatste uur, had Tharcisse dat gedwee gedaan.

De kerkdienst duurde en duurde, en omdat ik niks begreep van hetgene gezegd werd, maakte de mystiek stilaan plaats voor onrust. Op het eind vroeg de voorganger aan Stéphanie om uit te leggen wie we waren – haast niemand van de aanwezigen kon Frans of Engels, dus konden we zelf niks zeggen – en daardoor werden we na afloop wat minder meewarig bekeken. Ik vroeg achteraf aan Stéphanie waarom er geen communie was geweest, en het bleek dat de er geen hosties waren en dat de voorganger geen priester maar een cathechist was, omdat het tabernakel uit de halfingestorte kerk om welke reden dan ook verdwenen was. De mis bleek geen eucharistie te zijn: geen muren, geen brood, geen wijn, geen koor, geen priester. En toch was het de meest indringende dienst die ik ooit heb meegemaakt, ook al heb ik er niks van begrepen.

Josiane vroeg Stéphanie vlak voor we begonnen aan het middagmaal waarom er zo weinig vreugde uit de dienst sprak. Haar ervaring in Afrika was tot hiertoe geweest dat, zelfs bij mensen in slechte levensomstandigheden, er altijd veel vreugd uit het vieren sprak, met uitbundig gezang en gedans. Deze keer was dat dus niet het geval geweest – op een wat zonderlinge oude grijze man na had niemand gedanst of bewogen. Stéphanie’s antwoord, aan de deur van de eetzaal van het hotel, in de volle tropenzon, maakt het verhaal alleen maar complexer: de ongeletterde boeren hadden zich door een soort schroom en verlegenheid, veroorzaakt door onze aanwezigheid, ingehouden.

Ik ben iemand met over het algemeen een vrij uitgesproken mening over een heleboel dingen, maar na 9 dagen Burundi weet ik nog altijd niet goed wat te denken. Het is misschien mede daarom dat ik tijdens het schrijven van dit stuk tekst, voor het eerst in 9 dagen, twee keer flink heb moeten huilen. Morgen begint een nieuwe week lesgeven. Of onze lessen echt een significant verschil zullen maken weet ik niet, maar als er een ding is waar ik in geloof, dan is het bovenal het belang van goed onderwijs: hier, thuis, overal. Het al is immers te complex voor onze geest, laat staan voor kinderogen.

http://www.lzg.be/lzg/index.php?id=150

Advertisement