As I’m reading a mammoth book at the moment – The Evolution of the Sensitive Soul: Learning and the Evolution of Consciousness by Simona Ginsburg & Eva Jablonka – I’m posting something I’ve written earlier in Dutch, to signal I’m not on a hiatus.
This post is about A Peasant’s Psalm, Felix Timmermans’ best novel. In it, a farmer recounts the story of his life: his connection to the soil which he works & his natural acceptance of his and his family’s fate. It is a life both of hardship and sorrow & of beauty and joy.
Boerenpsalm was translated in German, French, Spanish, Danish, Czech, Norwegian, Polish, Slovakian, Serbo-Croatian, Latvian, Sardinian and Afrikaans. Timmermans’ metaphors are unsurpassed, and lovers of vitalist literature could do worse hunting down a translation: the book is a triumph.
I hope to post that review on the consciousness book in about 2 or 3 weeks.
Felix Timmermans (1886-1947) was bij leven een erg populaire en veelgelezen schrijver. Toch is zijn oeuvre in de vergetelheid geraakt, en wellicht heeft dat met de kwaliteit ervan te maken.
Jeroen Overstijns herlas in 1997 het grootste deel van zijn werk, en weerhoudt enkel Boerenpsalm: “Pallieter blijft een historisch belangrijk curiosum en Boerenpsalm een groots boek.” Volgen Overstijns valt “er weinig moderniteit te ontdekken in het oeuvre van Timmermans, in tegenstelling tot de verzamelde werken van schrijvers als Gerard Walschap, Louis Paul Boon of Cyriel Buysse”.
Overstijns beschrijft in Ons Erfdeel ook Timmermans’ poëtica, “op essentiële punten negentiende-eeuws, of toch op zijn minst premodernistisch. Niet alleen door de preïndustriële setting, de benepen onderdanigheid en de vaak cyclische (agrarische) tijdsopbouw, maar vooral door de onverholen humaniteitsclaim (…) en het in wezen steeds harmonische, overzichtelijke wereldbeeld dat uit de werken spreekt, gevoed door een permanente idealistische onderstroom.”
Boerenpsalm was al jaren niet meer in druk, en door de ijver van Bart Van Loo is er in 2022 een nieuwe, populaire uitgave – inclusief voorwoord, illustraties van Koen Broucke en wat kleine teksten van Gaston Durnez. Het is een fraaie hardcover, en ik ben blij dat het boek opnieuw verkrijgbaar is, want het is inderdaad een groots, meeslepend boek.
Paul de Vree schreef het in 1936 al duidelijk in DWB:
Geen hooge filosofie, geen verfijning, geen weekdoenerij, maar de openhartige, eenvoudige, onmiddellijke biecht van den eenzaat die een boer is in strijd met zijn zwakten, zijn have, zijn grond en God. Graag vertelde ik de vreugden en de bekommernissen van dezen Wortel (…) Maar dat alles vertelt ge niet met de kracht, de spanning en de beladenheid die van Timmermans’ woorden uitgaat. In langen tijd heb ik geen werk onder handen gehad dat zooveel klimaksen bereikte binnen het bestek van een paar honderd bladzijden.
Boerenpsalm is een genot om te lezen, omwille van Timmermans’ taal en het krachtige verhaal van boer Wortel.
Mijn enige voorbehoud is misschien het quasi afwezig zijn van politiek. Timmermans schiep met zijn boer Wortel een personage dat tegenslagen kent, geliefden ziet sterven en uitgebuit wordt door hoge heren, maar dat, ondanks periodes met veel negatieve gevoelens, uiteindelijk toch content is en blijft.
Is Timmermans daardoor schuldig aan collaboratie met de uitbuiters? Relativeert hij zo niet te sterk de structurele ongelijkheden en de onrechtvaardigheden door iemand te laten zien die simpelweg een content karakter heeft, iemand met een groot talent voor geluk? Het antwoord op die vraag is wellicht ja. Bouwt iemand die niet afbreekt immers wel echt op?
We kunnen Timmermans zeker niet beschuldigen dat hij de miserie en het ongeluk dat de kleine man te beurt valt onder de mat veegt. Maar hij onderzoekt de machtsmechanismen amper, het blijft bij een enkele verwijzing naar de kasteelvrouw van wie hij zijn boerderij huurt, en één keer merkt Wortel op dat de wereld slecht verdeeld is: “Dat God de hazen en de fazanten alleen voor de kasteelheren geschapen heeft, gaat er bij mij niet in.”
Langs de andere kant zou je kunnen zeggen dat Timmermans louter een bepaald aspect van de werkelijkheid toont: er bestaan toch arme mensen die ondanks alles content zijn? Dat kan best zijn, maar dat gaat voorbij aan de kern van de zaak: als die tevreden arme mensen niet arm zouden zijn, en niet uitgebuit zouden worden, dan zouden ze nog contenter zijn, nog gelukkiger, met significant minder besognes & kopzorgen.
Bovendien: wat is content? Speelt er soms geen zelfbedrog: “Wat zou ik met een kasteel kunnen doen als er geen mesthoop vóór de deur ligt en de kiekens niet in huis floreren?” Het is in dat verband tekenend dat ook de blinde dochter zich duidelijk schikt in haar eigen lot: ze is liever blind dan doof of zonder reukzin, terwijl het overduidelijk is dat blind zijn een veel grotere beperking is dan niet kunnen ruiken of doof zijn. Op die manier laat Timmermans – al dan niet onbedoeld – toch een deel van een machtsmechanisme zien: mensen die zich schikken in hun lot.
Het klopt natuurlijk dat een zinvolle dagbesteding, contact met de natuur, fysieke arbeid in de buitenlucht en de vruchten van je eigen werk duidelijk kunnen zien, beproefde recepten zijn tegen een zwart gemoed. Zo bezien slaat Timmermans de nagel op de kop: “Gelukkig is er mijn veld dat al die muizenissen telkens onderploegt.”
In een belangrijke passage toont Timmermans bovendien dat hij beseft dat het louter idealiseren van het boerenleven niet zonder problemen is. Eerst laat hij de pastoor dit zeggen:
‘Al het ongeluk is voor de boeren, zegt gij. Dat is verkeerd, Wortel. Het is niet omdat gij boer zijt, dat gij verdriet en ellende hebt, maar omdat gij mens zijt. Een kruidenier in de stad, een herbergier, een apotheker of bankier kan hetzelfde als u overkomen, en hun overkomt hetzelfde. Of peinst gij dat daar ook geen leed in de familie is met vrouw, kinderen, ziekte en zaken? Waar mensen zijn is verdriet. Dat heeft Adam ons gelapt. Troost u vent, dat gij nog de boerenstiel hebt om uw kommer te kunnen vergeten en uw troost te vinden. Die uit de tad hebben zo een toevlucht niet. Die kruipen de muren op, die vluchten juist het veld in om troost te zoeken. En zij zien u ploegen of maaien en zaaien, en dan zuchten zij: “Wat zijn de boeren gelukkig. Was ik ook maar een boer…” Natuurlijk Wortel, die vrije asem, die frisse lucht, die stilte en dit schoon uitzicht op de verte, en die geuren van hooi en grond, dat alles is een goede balsem voor een gekwetst gemoed. Vraag aan de dichters, de schilders, de filosofen, wat het schoonste der bedrijven is: de boerenstiel. Wortel, zij roemen hem, zij schilderen en bestuderen hem. Omdat de boer na de priester het dichtste bij God staat. (…) Men kan aan de wereld alles ontnemen, de juweliers, de artiesten en professoren, maar neemt men de boer weg dan is de wereld om zeep. Ge weet zelf niet hoe schoon gij zijt, gij boeren, anders zoudt ge zo niet spreken.’
Vlak daarna zegt Wortel het volgende aan de lezer:
Zo sprak de pastoor. Allemaal schone woorden als men de wind mee heeft. Dan is het een zaligheid om zo iets te horen, en dan stapt men al zingend achter zijn ploeg. Op een printje thuis is het boerenleven ook zo schoon. Het heet Het Angelus, een nieuwjaarsgift van de gazet. Daar staan een boer en een boerin op een patattenveld de Engel des Heren te bidden. Ik ken van schilderen niets, maar ik heb al dikwijls in mijn eigen gezegd: ‘Die twee wonen zeker in een marsepeinen huizeken. Die hebben kinderen zonder snotneuzen, kennen geen pimpelmuis van ‘t kasteel, stinken niet naar zweet, en hun voeten hebben nooit mest geproefd; die zullen geen weren op hun handen krijgen en geen gebogen rug. Die spelen boer lijk onze kinderen rijke madame.’
De paradox is echter dat dat besef geen garantie is dat Timmermans zelf aan zo’n vertekenend idealiseren ontsnapt, want op de keper beschouwt is Boerenpsalm wel degelijk een boek dat de boerenstiel roemt.
Ik denk daarom dat de analyse van Menno ter Braak in 1935 nog steeds relevant is, en de zwakke plek van het boek blootlegt. Ter Braaks analyse, geschreven in het jaar dat het boek werd gepubliceerd, werd niet gehinderd wordt door een idealisering die lezers anno 2022 mogelijks zelf maken: niet zozeer de idealisering van het vroegere boerenleven, maar de idealisering van Boerenpsalm zelf, als een soort vergeten parel uit onze literatuurgeschiedenis.
Vergeef me daarom de lengte van het volgende citaat, ik denk dat het in zijn totaliteit interessant is – ook als tijdsdocument.
Voor den stedeling (en de meeste schrijvers, zijn, hoe boersch zij zich ook mogen voordoen, toch stedelingen wat hun cultuur betreft) blijft de boer altijd nog een moeilijk te benaderen wezen. Vandaar de neiging zoowel om hem te idealiseeren als om hem via de naturalistische methode tot een soort primitief restant van oerhartstochten te maken; beide neigingen komen hierin overeen, dat zij de eigenlijke boersche cultuurnormen links laten liggen; de schrijver bedient zich van den boer, om tegenover de stadsbeschaving ‘het andere’ te stellen, zonder er zich voldoende rekenschap van te geven, dat het verschil in de eerste plaats door de nuchtere maatschappelijke verschillen wordt bepaald. In de zeventiende en achttiende eeuw heeft men den boer gebruikt voor de idylle; hij was een versiering van het landschap, dat zelf ook een versiering was in het levensbeeld van de toenmalige cultuurdragers; in het welbekende Akkerleven van den beroemden Poot, die een tijd lang in de mode is geweest als dichter van dit soort ‘sierpoëzie’, is de boer, hoewel genoemd als bezitter van zeven kinders en een wijf, de gelukkige mensch bij uitnemendheid. De idyllische boer voldoet dus aan een behoefte van stadsmenschen; maar met den realistischen boer, die tegenwoordig den toon aangeeft, is het meestal niet anders. Het boerenrealisme is doorgaans zoozeer doordrenkt van romantiek, dat men wel zou kunnen zeggen, dat het realisme hier de vorm bij uitstek van een romantisch gevoel is. Ongetwijfeld heeft onze stadscultuur een totaal andere manier van idealiseeren dan de zeventiende en achttiende eeuw, maar daaruit mag men niet afleiden, dat de boer in den tegenwoordigen roman al te veel lijkt op den werkelijken boer. Onze cultuur is democratischer geworden, ook in haar verhouding tot het platteland, dat bovendien voor uitstapjes en kampeertochten wordt gebruikt en dus veel meer binnen het bereik ligt van den stadsmensch dan het platteland van vroeger binnen het bereik lag van den toenmaligen stedeling; de typische renaissancistische idylle ligt dus onzen schrijvers ver; zij kennen den boer van nabij…. en zij kennen hem toch niet of maar zeer oppervlakkig; in die ‘eenheid van tegendeelen’ ligt het karakter van het meerendeel onzer boerenromanschrijfkunst (excusez le mot) reeds besloten. Terwijl de idylleschrijvers den boer als ‘reëel’ wezen in het geheel niet kenden en hem als zoodanig ook niet wenschten te kennen, ziet men in den realistisch-romantischen stijl van tegenwoordig de halfheid van de kennis vaak al op het eerste gezicht. En weerspiegelt zich in die halfheid ook niet volkomen de ‘halve’ gemeenschappelijkheid, die er thans tengevolge van de natuurliefde in de steden tusschen den stadsbewoner en den plattelander bestaat?
(…)
Alleen het feit al, dat een boer op deze wijze over zijn leven mediteert, stempelt Boerenpsalm tot het werk van een stedeling, zij het dan ook een auteur uit een kleine stad. Timmermans heeft genoeg relaties tot het boerenleven om er smakelijk van te kunnen vertellen en de figuur van Wortel aannemelijk te maken als boer; maar zijn realisme, dat ditmaal voornamelijk de erotische kant opgaat, dient toch de romantische visie van de boerenvriend, die zelf geen boer is. Het is overigens ook duidelijk genoeg, dat de hoofdpersoon van Boerenpsalm veel overdenkingen van Timmermans zelf moet afreageren; al ligt het geenszins in Timmermans’ lijn om een autobiographie onder te brengen in een romanfiguur, het is toch onmiskenbaar waar, dat de evolutie van Pallieter, de agrarische ‘Lebemann’ in de jeugdjaren, naar Wortel de ouder wordende echtgenoot van twee vrouwen, ook de evolutie vertegenwoordigt van Timmermans’ gevoelsleven.
In Pallieter, dat, zoals men waarschijnlijk weet, de vrucht is van een manische periode na een tijd van diepe melancholie en doodsgedachten, is de jonge Timmermans er in geslaagd om vrijwel alle negatieve, pessimistische geluiden te overstemmen door een daverend orkest van levensaanvaardende, optimistische klanken; in Boerenpsalm (zeker een van de best geschreven, d.w.z. minst zoetelijke boeken van deze Vlaming) slaagt de ouder geworden Timmermans er niet meer in de depressies, die achter zijn ‘leutigheid’ steeds op de loer liggen, te verbergen door uitbundigheid en volksvermaak. Dit laatste boek verraadt op verschillende bladzijden de melancholicus, het zondebesef, de angst voor de ‘bevreezende dingen’: dood, zonde, hel, oneindigheid en eeuwigheid. Wel tracht de schrijver zich door beproefde middelen gerust te stellen, maar de obsessie dringt zich telkens weer op. Het denken over de ‘laatste dingen’ is zijn werk niet: ‘zulk werk is goed voor mannen als onze Fransoo den minderbroeder. Die scheppen daar pleizier in, die maken zich daar gelukkig mede, dat is naar hun zin, die spreken en denken toch over niets anders. Ieder zijn roep. Mij maken die dingen somber en gejaagd.’
Deze woorden door Timmermans aan Wortel in de mond gelegd, zijn hoogst karakteristiek voor de bekende afkeer van het denken, zo gewoon bij naturen als Timmermans, die van stemmingen leven en dus volkomen afhankelijk zijn van eb en vloed van dit stemmingsgetij. En toch dwingt het leven hen telkens tot die bezigheid, waaraan zij een hekel hebben, die hen benauwt als een boze droom. In het bestaan van de boer Wortel uit Boerenpsalm manifesteert zich immers de dood; zijn eerste en tweede vrouw sterven vóór hem, zijn zoon Fons pleegt zelfmoord; allemaal dingen, die ‘te denken geven’. Ook kwelt hem voortdurend de strijd tussen de moraal en de verleiding van het zinnelijke, dat zich niet onderdrukken laat en zelfs door meneer pastoor niet geheel kan worden gereglementeerd; vandaar het zondebesef, de angst voor de duivel, waar men liever niet aan wil denken en waar men toch gedwongen wordt aan te denken.
‘O Heer, groote God, Gij die het allemaal geschapen hebt, in alle mildheid en goedheid, wat voor booze dingen hebt Gij tusschen U en ons geplaatst? Mijn hart is vroom en vol van U, maar mijn lichaam, dat dit hart omhult, steekt vol vijanden. Mijn hart snakt naar U lijk mijn beesten naar den plas, mijn lichaam vlucht U als het vuur. En als die twee in strijd zijn, is mijn wil een papieren sabel. Kom er tusschen, o Heer, verlos ons van den kwade die ons beloert.’
Dit gevoel van het weerloos overgeleverd te zijn aan het gevecht tussen God en duivel is de keerzijde van Timmermans’ levensleut; het verklaart veel van zijn gemoedelijke familjariteit (ook ten opzichte van de dingen van de godsdienst) en van zijn panische uitbundigheden. De duivel overstemmen: dat is het recept voor hen, wier ‘roep’ het niet is te denken. De psalm ter ere Gods, Timmermans’ ‘boerenpsalm’, is een verheerlijking van het leven met de dood op de achtergrond.
Timmermans’ boek is goed geschreven; men kan van zijn temperament en zijn talent denken wat men wil, maar men zal moeten toegeven, dat de stylist Timmermans in deze roman op zijn best verschijnt.
Ter Braak heeft Boerenpsalm goed gelezen: Wortel ondergaat effectief de “eb en vloed van [het] stemmingsgetij”. Dat is wellicht de reden waarom hij talent heeft voor geluk: Wortel is het negatieve snel vergeten. Hij wordt heen en weer geslingerd tussen aanvaarden en ongeluk, maar breekt nooit – hij is dankbaar voor zijn bestaan. Hij spreekt zichzelf wel wat tegen doorheen de jaren, maar wie is er wel steeds consequent in z’n omgang met de grillen van het leven? Dan weer zwelgt Wortel in zijn stiel, dan weer is hij “de armoe moe”.
Het is natuurlijk makkelijker jezelf met je lot te verzoenen als je het als onvermijdelijk ziet. Timmermans beschrijft Wortel veelal als iemand zonder vrije wil. Het leven en zijn driften overkomen hem, en het is God die wikt en beschikt.
Maar steekt ge enkel uw vinger in die grond, dan wordt ge er al door wielen en katrollen met lijf en ziel in meegesleurd.
&
ge steekt de schup in de grond. Van dan af zijt ge de slaaf van ‘t veld, zoals ge de slaaf zijt van uw kinderen.
&
Ge klaagt putten uit de grond, maar geen enkele die van stiel verandert. Dat is de heilige dwang van hierboven. God moet Zijn getal boeren hebben.
&
Ik heb de roep van mijn boerenbloed gevolgd. Ik werk omdat ik het niet laten kan, omdat ik moet van uit het holleken van mijn hart, en omdat ik het geerne doe.
Het is wellicht ook makkelijker je in je leven te schikken als je niet te veel piekert. En effectief, zoals ook Ter Braak schrijft, schijnt Timmermans geen hoge pet op te hebben van nadenken & introspectie – hij laat Wortel dit vertellen:
Haar zwarte ogen schitteren, vol leven en lust. Ze weet niet waarom. Dat vind ik juist het schoonste en echtste geluk. Niet weten waarom, zonder reden.
Ik blijf in mijn beoordeling van het boek wat twijfelen over de aard van de ideologische fundamenten waarop het is gebouwd: Timmermans benoemt het onrecht een paar keer kort, maar lijkt er zich ook niet echt aan te storen. Mijn eigen lezing van het boek is onvermijdelijk gekleurd, en er zijn ongetwijfeld andere lezingen te verdedigen. Timmermans’ tekst is te rijk om eenzijdig politiek te reduceren, en ik wil hier dus geen definitieve en absolute conclusies presenteren.
Ook al vallen er in het licht van de nog steeds voortdurende klassenstrijd vragen te stellen over Boerenpsalm, van alles en iedereen ideologische zuiverheid en strijdvaardigheid verlangen is ongezond en contraproductief.
Ik heb daarom geen enkel probleem om te zeggen dat Boerenpsalm een meesterwerk is. Zevenentachtig jaar na de eerste publicatie lukt het boek er nog steeds in lezers te beroeren. Wortel is een personage dat, alles wel beschouwd, effectief uit het leven gegrepen zou kunnen zijn. Veel van wat er in de 170 pagina’s te vinden is, is herkenbaar en scherp geobserveerd. Timmermans mag dan uit de kleine stad Lier komen, ik geloofde zijn boer – niet zozeer als boer, maar als mens. Timmermans geeft Wortel bovendien gestalte door een beeldende, doorleefde, energieke taal die om duimen en vingers bij af te likken is.
Het is, jawel, een vergeten parel.
Tot slot een paar bedenkingen over de uitgave van 2022 door het Davidsfonds.
De inleiding van Bart Van Loo is goed geschreven, maar is uiteindelijk niet veel meer dan een promopraatje van 12 pagina’s, inclusief een portie overbodige egobelijdenis. Op die bladzijden had een literair-historische analyse veel interessanter geweest. Zo had ik graag een receptiegeschiedenis van het werk gelezen.
De illustraties van Koen Broucke – in aquarel, olieverf en notenbister – overstijgen het illustratieve niet. Op een paar uitzonderingen na zijn ze vormelijk vlak en eentonig. Sommige veldgezichten zijn werkelijk nietszeggend en inwisselbaar. Gelukkig is veel van het werk dat te zien is op zijn website boeiender.
Het zogenaamde nawoord van dichter en Timmermansbiograaf Gaston Durnez voegt weinig toe – al is zijn naam op de cover natuurlijk een extra verkoopsargument. Ik zou het geen nawoord hebben genoemd, want het betreft acht losse lemma’s uit de onafgewerkte Timmermans Encyclopedie waaraan Durnez in de jaren voor zijn dood heeft gewerkt. Het interessantste lemma betreft ‘Boerenpsalm’ zelf, maar veel nieuwe informatie bevatten de 2 pagina’s niet, aangezien meer dan de helft van wat Durnez schrijft een samenvatting is. De 5 lemma’s over vier theaterbewerkingen (1943, 1948, 1956 en 1989) en een verfilming (1989) zijn kort en voegen niets toe dat kan helpen de tekst te kaderen of te interpreteren.
Op zich deert dat alles niet: zoals gezegd, het is een fraaie hardcover, en als daardoor dit groots, meeslepend boek een nieuw publiek vindt, kan ik daar enkel blij om zijn.
Klik hier voor een lijst met al mijn recensies in het Nederlands, veelal over Vlaamse literatuur.
Consult the author index for my other reviews, or my favorite lists.
Click here for an index of my non-fiction or art book reviews, and here for an index of my longer fiction reviews of a more scholarly & philosophical nature.
Moet elk boek echt een politiek pamflet zijn? Kunnen we niet zonder progressife moraliserend geneuzel? Zouden we ons niet beter eens openstellen voor een boodschap die niet direct matcht met onze zo intens beleefde vooroordeeltjes?
LikeLike
Elk boek moet zeker geen politiek pamflet zijn. Daarom dat ik Boerenpsalm ook nog steeds een meesterwerk noem. Maar, het had helemaal naar mijn smaak geweest als Timmermans wat meer oog had gehad voor de machtsmechanismen die Wortel in de tang houden, en zijn leven moeilijker maken. Ik denk dat ik zulks wel mag opmerken in een tekst die mijn beoordeling is van het boek.
Ik denk bovendien dat ik me wel heb opengesteld voor de boodschap van Timmermans – ook al is die soms wat vaag en onduidelijk.
LikeLike
Ik zie net dat er 2 dagen geleden ook nog een mild kritische beschouwing over Boerenpsalm is verschenen op De Reactor, geschreven door Ulrike Burki: https://www.dereactor.org/teksten/boerenpsalm-timmersmans-recensie Aanbevolen!
De tekst van Marc Reynebeau in De Standaard van 4 juni 2022 (https://www.standaard.be/cnt/dmf20220602_96318712) bevat ook wat ideologische opmerkingen. De tekst is zonder abonnement te raadplegen via het krantenarchief op bibliotheek.be, als je ten minste lid bent van een bib.
LikeLike
Yes, it was translated into Polish… sounds like something I might enjoy, I ordered a used copy.
Much will be undoubtedly lost in translation, and it’s a paperback from 1989, not such a nice edition as yours, but I’m optimistic 🙂
LikeLiked by 1 person
Great, I hope you’ll like it. The story is good on its own, but the language makes it shine. A big part of that should be translatable, if the translator knew what they were doing, let me know how it turned out for you!
LikeLiked by 1 person
I did like it! I cannot judge how good the translation was, but the Polish version was highly enjoyable. Language was interesting, translator did not try to bee too folksy, but rather took inspiration from a contemporary writer famous for emphasizing his farmer roots, and it worked well.
The protagonist reminded me a bit of Colas Breugnon… common sense, humour, a sense of optimism through hardships – well, less optimism, I’ve read that was a change from Timmermans’ earlier novel. Still, I laughed loudly a few times, especially while reading about the priest…
There is one Polish novel that comes to my mind, “The Peasants” by Reymont, but that is more of a peasant epic, than a psalm 😉 (quite interesting though, and a new translation is due to be published this year by Penguin)
LikeLiked by 1 person
Great! Good to know this doesn’t loose its full power in translation.
Don’t know Colas Breugnon, will look into that.
Timmermans doesn’t really use a folksy language either, but a sort of stylized Dutch that partly uses dialect as a basis, but without the narrator becoming just a crude prole.
I haven’t read any other Timmermans, but his other, earlier work is indeed more carefree and light, I’m told.
I’ll keep an eye out for that new Reymont translation, thanks.
LikeLiked by 1 person
Pingback: Favourite media of 2022 – Re-enchantment Of The World