This post is in Dutch, as I’m slowly working my way through the oeuvre of the Flemish cult writer J.M.H. Berckmans. The novel I review is a 1994 reissue of his 1977 debut, albeit with a different title.
Brief aan een meisje in Hoboken / Geschiedenis van de Revolutie neemt een wat aparte plaats in in het oeuvre van Jean-Marie Berckmans.
Zijn debuut verscheen ruim elf jaar voor Vergeet niet wat de zevenslaper zei uit 1989, de eerste van wat in totaal 14 verhalenbundels zouden worden. Geschiedenis van de Revolutie is zijn enige werk dat geboekstaafd staat als een “roman”.
Het manuscript was al af in september 1974, iets voor Jean-Maries 21ste verjaardag. Hij begon het boek na zijn eerste kandidatuur Germaanse, en het kan daarom als een jeugdwerk worden beschouwd.
Toch zou het fout zijn deze korte roman van 160 pagina’s af te doen als een minder werk van een nog wat onvolwassen JMH.
Jean-Marie kreeg vlak voor het schrijven van het boek zijn eerste grote zenuwcrisis. Hij belandde daardoor een tijdje in de psychiatrie van Duffel, waar hij de angstremmer Temesta kreeg voorgeschreven. Een paar maanden later werd hij in Sint-Vincentius voor een slaapkuur opgenomen. Van daaruit werd Jean-Marie doorgestuurd naar de psychiatrische afdeling van Stuivenberg in de Boerhaavestraat – waar hij zelfs electroshocks kreeg. Daarvan mocht hij een paar weken herstellen bij de Paters Alexianen in Boechout.
Bovendien was de relatie met zijn boezemvriend Marc Hendrickx getroebleerd geraakt, en lukte het hem niet Marina, een studente geneeskunde uit Hoboken – in wie hij dacht zijn zielsverwant te hebben gevonden – succesvol het hof te maken. Jean-Marie was al een kettingroker en nam hoestsiroop met codeïne om zijn rokershoest te onderdrukken. Hij woonde met zijn familie in een beklemmend appartement in de Lemméstraat in Antwerpen – nadat ze in 1964 waren verhuisd vanuit Leopoldsburg. Zijn grootmoeder woonde in het appartement daarboven.
Alle Berckmansiaanse ingrediënten waren in 1973 dus reeds in overvloed aanwezig: existentiële angst, relationele problemen, eenzaamheid, middelengebruik, een gestoord contact met zijn ouders, de psychiatrie. Zelfs uitwerpselen komen al op de proppen in de allereerste brief.
Geschiedenis van de Revolutie is een brievenroman: een aaneenschakeling brieven aan M., met af en toe een hoofdstuk of fragment dat geen brief is. Op die manier leest het zoals elk ander boek van Berckmans. Er is wel een overkoepelende verhaallijn die gaandeweg duidelijk wordt, maar dat is geenszins een uitzondering in Berckmans’ oeuvre: ook Slecht nieuws voor Doctor Paf de Pierennaaier heeft een narratief begin en einde.
Het enige verschil dat ik opmerkte met het latere werk is dat Berckmans’ idioom wat dichter bij het Algemeen Nederlands ligt. Ik had bijna ‘wat gestileerder is’ geschreven, maar dat zou fout zijn, aangezien zijn later werk net uitermate gestileerd is, ook al is dat vaak in een veel vuiler, brutaler, soms bezeten parlando. Ik moet wel zeggen dat ik de verhalenbundels die voor 1995 verschenen nog niet gelezen heb, dus mogelijk zijn ook die in een wat beschaafder Nederlands.
De dag begon te bewegen en kreeg zijn ritme te pakken en zijn rumoer.
Geschiedenis van de Revolutie is goed geschreven. Het gebruikt de techniek van de verteller die probeert een boek te schrijven, met flarden van dat boek – hier een geschiedkundig verslag van een vage revolutie waaraan de verteller heeft deelgenomen. Die techniek doet denken aan het meesterwerk van Louis Paul Boon, De Kapellekesbaan & Zomer-Te-Termuren, en net zoals bij Boon lukt het schrijven niet echt.
De achterflap van 1994 vermeldt invloeden van Jan Cremer, Willem Frederik Hermans, De Sade, Heller en Burroughs – maar ik heb te weinig gelezen van die auteurs om daar iets zinnigs over te zeggen.
Berckmans’ debuut zit structureel uitstekend in elkaar en is alles behalve een snel snel bij elkaar geschreven boeltje. De toon is gevarieerd, bij momenten hilarisch, dan weer platvloers, diepzinnig, grotesk, of intriest.
Het beschikt van zichzelf over een grote emotionele spankracht. Maar wat het boek vandaag echt verpletterend maakt is de wetenschap achteraf dat het profetisch is gebleken. Ergens op een van de laatste bladzijden zegt de verteller dit:
ter zake doet alleen dat ik een gebroken mens ben en dat ik nog verder zal breken
Toen Jean-Marie 35 jaar later stierf was hij effectief gebroken – de nacht die ik in zijn buurt beleefde in november 2006 zal daarom immer een beklijvende herinnering blijven. Nadat ik Brief aan een meisje in Hoboken uit had, heb ik het hoofdstuk in de biografie van Chris Ceustermans over de genese van het debuut herlezen, en daarin staat dit:
In een negen tellende bladzijden tellende brief die hij dateerde ‘de zoveelste juli ’73’ beschreef Jean-Marie in detail aan Marina hoe de roman er zou uitzien. Hij berichtte haar dat hij door hun ontmoeting een ‘eenheidsgevend’ beginsel voor het boek had gevonden. Dat hij de indruk nodig had dat hij voor iemand schreef. Dat de verteller in het boek een volslagen krankzinnige was, maar dat hij van hem hield en hem poogde te begrijpen. Dat het eigenlijk een triest figuur was, ‘net als ik’. En dan volgt er een regel die kippenvel bezorgt door de combinatie van luciditeit en fatalisme. ‘Ik denk dat ik stilaan naar hem zal toegroeien, en ten slotte zal aanbelanden waar hij aanbeland is. Geschiedenis van de revolutie heet het.’
De oorspronkelijke titel en de wat Kafkaiaanse subplot met professor Zysmilch – de mysterieuze leider van het revolutionaire trainingskamp waar de verteller heeft vertoefd – schrikken sommige lezers misschien af, maar De geschiedenis van de Revolutie is geen ideologisch traktaat noch een politieke sleutelroman. Het kamp en de revolutie zijn makkelijk te lezen als een metafoor voor zowel Jean-Maries ervaring met de psychiatrie als de troosteloosheid van de menselijke samenleving en de zinloosheid om te vechten tegen het bestel.
Bobby Fuller’s I fought the law and the law won is niet toevallig het allerbeste nummer ooit, volgens de briefschrijver. Het gedwongen fatalisme van Jean-Marie is zeker niet voor elke lezer weggelegd, maar paradoxaal geeft de kroniek van zijn eenzaamheid toch troost. Ik kan er moeilijk de vinger op leggen hoe dat precies werkt – misschien is het wel de troost dat er altijd anderen zijn die erger lijden.
Uiteindelijk wil hij simpele dingen: “een lieve vrouw huwen en leuke kinderen hebben” en “ik wil dat mijn leven een diepere zin heeft dan vechten in de Revolutie”. Maar ook in dit boek blijkt het onmogelijk voor Jean-Marie om op een normale manier aansluiting bij de samenleving te vinden. Hoewel hij vriendschappen heeft en zich verliest in muziek blijken die connecties voor onvoldoende stabiliteit te zorgen.
Dat is de tragiek van Jean-Marie Berckmans: reeds op zijn 21 had hij zelfinzicht genoeg om te schrijven: “ik geef het op / het spijt me niet eens”.
Meer over Berckmans? Lees mijn eerbetoon 8 jaar na zijn overlijden, en recensies van Taxi naar de Boerhaavestraat, Slecht nieuws voor Doctor Paf de Pierennaaier, Pandemonium in de Grauwzone, Vergeet niet wat de zevenslaper zei. Ik schreef ook iets korts over de biografie door Chris Ceustermans.
Wil je starten in het oeuvre van Berckmans, maar weet je niet waar te beginnen? De recent uitgeven bloemlezing Verhalen uit de Grauwzone kan dienst doen, of beter nog, het schitterende Je kunt geen twintig zijn op Suikerheuvel uit 2006, het laatste boek dat verscheen voor zijn dood. Een aantal van zijn boeken, waaronder Brief aan een meisje in Hoboken, zijn wel verkrijgbaar als e-book. Van die e-booktitels wordt Het zomert in Barakstad algemeen beschouwd als een van zijn beste.
Ook interessant is het lange radio-interview dat Arnon Grunberg met Berckmans deed in 1993, ongeveer vanaf minuut 19 in deze podcast.
Consult the author index for my other reviews, or my favorite lists.
Click here for an index of my non-fiction or art book reviews, and here for an index of my longer fiction reviews of a more scholarly & philosophical nature.
Wist niet dat ik nog iemand die Nerdlands zo mooi zoals je schriven volgen. Great review👍🏻
LikeLiked by 1 person
Dat vroeg ik mij nog af: is Afrikaans je moedertaal, of ben je opgevoed in het Engels?
LikeLiked by 1 person
Afrikaans is mijn moedertaal, ik heb engels als tweede en nu nederlands als derde sinds ik hier woonde🙂
LikeLiked by 1 person
Pingback: Weighing a pig doesn't fatten it.